root is de naam van de gebruiker die alles op de hele computer kan beheren. We noemen deze gebruiker ook wel super user of administrator.

Om root-rechten te verkrijgen moet je een terminal openen, en dit commando ingeven:

su -

Daarna moet je natuurlijk je root-wachtwoord, het wachtwoord dat je tijdens de Fedora-installatie hebt gekozen, invullen. Heb je de taken uitgevoerd waarvoor je systeembeheerrechten nodig hebt gehad? Dan kan je weer uitloggen door middel van de toetsencombinatie CTRL+D of door exit in te typen.

Verschil tussen su en su –

In Fedora kan je als je door middel van het commando su root wordt, niet alle commando’s uitvoeren, terwijl dit veel andere distributies wel het geval is. Daarom hier wat uitleg over waarom in Fedora su – gebruikt moet worden om alle programma’s uit te kunnen voeren.

Met su krijg je root-rechten. Je kunt dan alle programma’s uitvoeren die een normale gebruiker ook kan uitvoeren. Je bent dan als het ware gewoon de gebruiker waarin je aan het werken was, met wat extra rechten. Als je su – gebruikt, dan wissel je als het ware naar de omgeving van de rootgebruiker. Je kunt dan ook programma’s in de mappen /sbin en /usr/sbin uitvoeren. Uit veiligheidsoverwegingen is dat voor gewone gebruikers niet mogelijk, tenzij je het hele pad naar het programma typt (Voorbeeld: in het geval ifconfig moet je als gewone gebruiker dus /sbin/ifconfig uitvoeren. Na su – werkt gewoon ifconfig al).

Category: